NATUREL
Woordsoort: bnw., znw.
Modern lemma: naturel
— daarnaast het thans verouderde NATUREEL —, bnw. en znw. Van fr. naturel, dat in de oudere taal regelmatig natureel werd; naturel komt met den jongeren Franschen vorm overeen.
↪1. Natuurlijk, in verschillende thans bekende toepassingen van dit woord.
Dat eenige … den Harinck vangen voor haer saysoen ende tijdt, ende al eer de selve goet en recht natureel is om eten,
Gr. Placaetb. 1, 716 [1580].
Zonder dat de Cantus oft Bassus uyt haer naturelle Toonen, of te hoogh, of te laegh gaen,
CAMPHUYZEN, St. Rijmen (ed. 1652), III.
Dat … geordonneert was alle Inboorlinghen van Portugeese bloet twaere vrije ofte dienstbaere ende natureele kinderen te doen vertrecken (t.w. uit Japan),
Daghreg. Bat. 4, 20 [1637].
Bewijsende, dat de Eclipsen van Son en Maen naturel waren, konnende … te vooren berekent worden,
Holl. Merc. 1652, 19 a [1659].
+↪2. Geboortig (van een plaats).
Eenen duytscheu Jesuijt, natureel van Brugge in Vlaenderen,
V. LINSCHOTEN, Itiner. 111 b [1596].
↪— Ook attributief: van geboorte zijnde wat het znw. aanduidt.
De natuyrelle inwoenders vande plaetse daer men trafficqueert,
DUYCK, Journ. 2, 171 [1596].
(Een) vaertuygh …, onder opsight van 1 a 2 naturele portugesen, de rest … al swarten ende mesticen,
V. RIEBEECK, Dagverh. 2, 15 [1656].
Dat u Maj. (t.w. de Koning van Engeland) … gevonden heeft een versekerde wech om naturelle Françoisen te maken tot goede Onderdanen,
Holl. Merc. 1666, 5 [1667].
— In koppelingen als b.v. naturelpapier, benaming voor door en door gekleurd papier vervaardigd van gekleurde lompen (KUYPER, Technol. 2, 650); ook voor de nabootsing ervan: verkregen door het uit witte of halfwitte lompen bereide heelgoed in den hollander of in de schepkuip te kleuren (KUYPER, Technol. 2, 650).
+1. Iemand die in een land is geboren, een inboorling, in tegenstelling met iemand die er van elders is gekomen.
↪a. In 't algemeen; thans verouderd (doch zie ook onder b).
De tegenwoordige zagte Regeering in Yerland heeft de groote verbittering weggenomen, die men altydt heeft vernomen tusschen de Naturellen van dat Ryk en de Engelschen,
DOEDYNS, Merc. 1, 198 [1697].
De naturellen van dat Land (t.w. Polen),
1, 343.
↪b. In 't bijzonder, evenals inboorling, in toepassing op de inheemsche bewoners van onbeschaafde landen, in tegenstelling met de kolonisten of veroveraars. Behalve in het onder c) genoemde geval zegt men nu meer inboorling of inlander.
Dat (in Nieuw-Nederland) de Naturellen hier door gheanimeert worden aen Directeur Generael en Raden, geene Landeryen te verkoopen,
Holl. Merc. 1653, 46 a [1659].
↪— Voor de grap wel in toepassing op de bewoners van streken die wat achterlijk zijn (blijkbaar in navolging van fr. naturel).
De naturellen (worden) rijk, maar vervelend,
B. KOSTER Jr., in De Gids 1864, 1, 524 (De hoofdstad van Polderland).
↪c. Thans nog gewoon in toepassing op de inheemsche kleurlingen in Zuid-Afrika, t.w. in navolging van het spraakgebruik aldaar.
De Hottentotten, de verachtelijkste klasse der naturellen,
REITZ, Een Eeuw v. Onrecht 3.
Dat de naturellen niet als volwassenen … behooren beschouwd te worden, maar als … kinderen, die enz.,
4
(zie blz. 12 en 58 het gebruik van het enkelv.).
Wanneer men nagaat, dat de verhouding van de blanken tot de naturellen niet overal dezelfde is,
HESSELING, Het Afrikaansch 131.
↪2. Ingeboren aard, karakter, en dan als znw. onz., waarschijnlijk naar analogie van karakter. Thans nog wel hier en daar in de gesproken taal, doch in geschriften zoogoed als niet voorkomende.
Ons verdorven natureel,
DE BRUNE, Bank. 1, 169 [1657].
Een goed en vryborstigh natureel,
1, 201.
't Natureel verandert niet,
2, 224
(zie nog 1, 362; 2, 251 enz.).
Ons droufaerdich naturel,
HONDIUS, Moufe-schans 478 [1621].
(Hij) is van een geseggelijck naturel,
N. V. REIGERSB., Br. 459.
Het valsch naturel der Mooren,
Daghreg. Bat. 7, 359 [1645].
Dat deze bediening … met zyn naturel gansch niet overeenquam,
BRANDT, De Groot 26.
Zyn teder naturel,
Ald.
'T schijnt, dat de digt-konst selfs ons naturel verweegert,
VALENTIJN, Ovid. 1, 220.
Voords, is myn naturel vrolyk,
Philanthrope 2, 266 [1758].
Ik heb veel vrienden, en ben, om dat ik geen twistachtig naturel heb, altoos welkom,
WOLFF en DEKEN, Wildsch. 4, 197 [1793].
↪3. Een soort van pruik, t.w. omdat deze iemand het voorkomen geeft van natuurlijk haar te bezitten; ook in het verkl. naturelletje. Thans is het woord met de zaak verouderd.
Van den poeder had D. J. v. L. geen afstand willen doen in weêrwil van het hooge patent en in weêrwil dat zelfs zijn vader de gepoederde pruik tegen een gekrulde naturel verwisseld had,
J. V. LENNEP, Lev. v. D.J. v. L. l, 337 [1813].
Een zwaarhoofd met een naturel,
V. ZEGGELEN 5, 148 [1849].
Ik reisde met … een zestiger met bruine scheele oogen, een vies naturelletje, een snuifdoos en rooden zakdoek,
POTGIETER, Br. 3, 152 [1872].
↪Samenst. In de bet. B, 1, c).
De opvatting der Boeren aangaande de naturellen-politiek,
MULLER, Zuid-Afrika 126.
Naturellenstammen,
REITZ, Een Eeuw v. Onrecht 11. naturellenzaken, REITZ, Een Eeuw v. Onrecht 12.
© 2007 INL. Artikel gepubliceerd in 1910.